het halting probleem
alles mengt met elkaar
maar heel traag
– marwin vos
het weer moet een vergissing zijn.
zwerend in de bomen spuwen reigers braaf hun nesten aan elkaar,
niemand had de bloesems wat dan ook gevraagd
maar kijk, toch staan ze daar, geil en klaargemaakt,
bestuurd door een zon die niet weet wat ze doet.
en ja, ook mij is de degoutante lente niet vergeten;
voor de spiegel op het toilet geef ik toe aan de vraag van het publiek,
duw onderbroek met duim en handpalm naar omlaag,
kijk speels de lens in
en druk af.
de machinekamer op de keizersgracht
(een tak in een graaf op abstractie van mysql als key-value store)
blinkt scheef in het mechanisme van zonsondergang
waar licht dat onder een hoek van 10 graden valt indirect wordt, “zacht”;
het gedocumenteerd systeem van de vallende avond.
ik laat de data door mijn bindings glijden,
filter dagenlang van tien tot zes de smurrie van het internet.
spin het, bleek het, schmink het
tot het deprecations warnings lekkend, stinkend
naar verbrand plastiek op mijn bureau obsceen de benen opent,
een soort beweging maakt, uitnodigend.
hormonaal, bijna, vind ik de weg, het midden
tussen de divjes. verpakt, de context vergeten
trek ik mij de zweer omheen de lippen,
proef het vocht, begin langzaam te verteren en
transponeer naar deeltje van de toestand,
controlerend tot diep beneden in het grote
protocol, dat mij langzaam uiteen trekt.
ik druip tot in de buffers, de diep begraven kabels,
programmeer daar labyrinten signalen, los op
in de bewegende lading van het netwerk in ether;
een bepaald elektron dat het koper kan lezen.
blank leg ik een valse lenigheid over de dingen
schuur een bedding in het stof van de geschiedenis (die ik bezit)
tot ze perfect rondom mijn billen past
en kijk, het automaat werkt fucking magnifiek,
ik moet alleen maar achterover leunen;
onderga het sacrament documentaire,
laat het op mijn tong in speeksel wassen
zich vermengen tot signature cocktail:
in de bataclan gooit iemand een slipje op het podium,
jesse hughes ruikt er aan en lacht; het publiek gaat uit zijn dak.
dzhokhar tsarnaev, een open wonde in suburbia, schrijft
een laatste dreigement op de wand van een zeilboot in een cul-de-sac.
whitman schuilt onder de bankjes van een metrostation;
boven hem breken gezichten aan scherven,
huilen puin tot ze weg zijn; ik ben vergeten waarom.
ergens groeien raketten weelderig de steden in,
het klootjesvolk giet water op de takken.
het klootjesvolk verdampt.
en zo meteen word ik uiteengereten
een jongeman herkent het westers kwaad in mijn lievelingst-shirt
en captagon triggert een event.
binnen het systeem lijkt de reactie exotherm maar in het echt verandert niets.
er is ontsteking, oxidatie, de moleculen voeren hun instructies uit.
de werkelijkheid is onverwoestbaar en de mens
een abstractie vet, verdriet en proteïne
die zich zomaar over de straatstenen verspreidt
een rorschachvlek van jongens vormt
de exegese van een oorlog die nog niet begint
en toch
zijn er knuffels
streelt men zich letterlijk de kleren uit.
de pupillen te wijd, ons voorvocht een netwerk van draden,
in het kussenfort wordt kauwgom uitgedeeld,
buiten heeft iemand een playlist opgezet en iedereen
iedereen heeft lippen.
we vormen
een lijf van jongens dat doorheen de slaapkamer pulseert
zich vindt in de spieren, gebalde prostaat
ik lik het zweet salpeter van zijn schouders, mag kijken
naar de riem van kruit en spijkers die hij rond zijn borstkas draagt
en pruts aan de bedrading, onderzoek de spaghetticode geopolitiek
die ons tot deze chaos van organen heeft herleidt.
de kranten willen dat wij elkaar vernietigen.
nigel farage wilt dat wij elkaar vernietigen.
al-baghdadi wilt dat wij elkaar vernietigen.
de fysica wilt dat wij elkaar vernietigen.
dit alles is beslisbaar.
de automaat van duwen en verdrukking
heeft zijn voeding op de stapel al gevonden,
richt zich op, bestaat en genereert zichzelf,
verschuift doorheen katoen en kussens polyester
kamers die wij met bloed en zaad,
met nat en suikerspin van toestand doen veranderen.
we kiezen oorzaak en gevolg als getallen op een as
en kruipen er dan onder, wriemelen doorheen de kabels en de modder,
het slijk dat overblijft als je een woord te veel gebruikt,
lezen gedichten en voelen de lippen automatisch bewegen,
vormen de brokken van woorden die desintegreren,
in een brandbom van voelen, die we schuilend
in de zetel met de gordijnen laten spelen.
in het holst van de ravage,
teken ik met spuug en kool een streep onder mijn ogen
en vind hem in een plasje zwaarmetaal.
klein, bebloed, komt hij te voorschijn uit zijn kleren
krijgt dokters en dekens en zoentjes en soep.
ik leg hem op zijn rug en haal de pluisjes uit zijn navel;
de stukken gewapend beton, de verdragen,
de kabels en vijzen, het kruit en de spijkers.
verkruimel ze tot angst en stof tussen mijn vingers
en verstrooi ze in mandalas rond het bed.
thank you for the fire, thank you for the fire.
thank you for the fire, thank you for the fire.
it’s healing, it’s healing, it’s healing us.
it’s healing, it’s healing, it’s healing us.
hoe lang de overheid dit feest nog toelaat is ons voorlopig onbekend.
maar kijk, de waanzin lijkt beperkt tot deze kamer; een bende idioten
heeft matrassen bij elkaar geschoven, balkondeuren gesloten,
iets leuks met kerstlichtjes gedaan en ligt, geplet tussen momenten,
ledematen tegen vensterglas, de chaos uit te hangen.
ik weet niet of dat stom klinkt, en ik zie jullie zo graag
maar onze huiden condenseren. lillend in de plooien
aarzelen de lakens, te midden het gekronkel
gaat er een glas water door mijn handen,
heeft er iemand nog een sigaret. het lijf,
een geurende gelei waarin het straatlicht breekt, komt los,
kruipt zuchtend uit elkaar in natte oksels,
draden kwijl tussen de monden, tanden in de hals.
de hijgende eschatologie, compleet ontremd
zoekt frunnikend een hoogtepunt maar valt
van rubber en oningevuld tussen de kussens.
ik droom van een verouderde apocalyps;
een yellowcake zon op een verdampende stad.
alsof het een film is, hou ik mijn hand voor de flits
en zie me verrekken tot schaduw, verdwijn
in de luwte van de straling, verga tot waterstof
en heb eindelijk een inductief bewezen resultaat,
de accepting state subliem bereikt.
’s ochtends op het terras heeft de helderheid iets weerzinwekkend.
een enorme smurrie gluten sliert elastisch door de straten, wordt traag
tot netwerken getrokken, rijst, scheurt open, stolt
en blijft toch groeien; gezwel in een gezwel in een gezwel.
stel, we kunnen zeggen of we ooit nog reageren
zullen spreken wanneer we eigenlijk geen antwoord weten,
beloven als we toch wat hadden, dan de vraag te zijn vergeten.
de oneindige tape wringt onder de kop, krult op
en ik kan niet meer volgen, verlies het overzicht
en heb toch lief, of nog: de kleinste vorm van verzet.
alles dat eindigt is capitulatie.
time lapse van een zwellende bouwput onder een dreigende storm:
op de noordzee snijdt een eiland zich de polsen over,
abdeslam verdwijnt in het vlees van de macht.
er klinkt het ruisend geluid van een ding zonder richting,
de klik van een lus die wordt gereset.
friedrich hayek kijkt lachend naar de camera.
elke nacht staat turing huilend aan mijn bed.