bij het nawoord van het voorwoord
drijft groteske badeend in het park
uitvergroot heeft baronnen gekend
in Franse tijd, baronnen en steekmodellen,
hij lijdt aan alle begrenzingen
hoe ritmisch samengebracht in de plompe
kop en romp, ook de eerste straat is gevallen
en de hond schuift zijn achterste,
over het nieuwe seizoen
wie liet zijn hand met stalen pin
de badeend openknallen? tientallen meters plastic
over boom, bank, pad, vijver –
stootkracht en leefwee brengen veel naar zee
een nieuwe lente is gekromd, een gekromde herfst
met daarin centraal het slappe enorme lid van een
afwezig lichaam dat in ons huist ach weer die neiging
om van alles een harmonietje te maken met de tong uit de jas
terwijl de rivieren gaan staan naast bomen,
banken, paden en vijvers
ik ga aan sport doen vanmiddag
neem het racket dat nooit doorboord is geworden
majestueuze wortel vol Alfa’s en Omega’s
met het pierewaaien vrede metend
innig het enige getijde vertrappelen en met het springgoed
een lijf uit botten slepend
voetafdrukken achterlaten maanafdrukken –
uitschuilen! het gravel weet niets,
werkelijk helemaal niets
in het park het water eenzelvig,
met de eeuwige schema’s terug
tussen andere klotsende balansen in
ik draag geen oorlogswond –
binnen de omheining van het tennisveld
de bal gooit schemer op en nog een paar
halmen staan in mijn romp, ik draag geen oorlogswond
ik draag mijn dennen ik draag jouw
acceleraties in de universiteiten,
gezond is de belijningmachine
van het lijngapen in de schemer
der vrijheidsmachine;
het gravel dat ze vertragen