Polytheïstische Gezangen I
‘s Ochtends rol ik uit bed en breng een groet aan de God van de Echtheid.
Ik doe dit door met mijn handen mijn ogen open te trekken en te staren naar de lucht.
Gisteren verscheen hij aan mij in de vorm van een ekster, die verketterde vogel,
die altijd even groenzwart glimt. Dat het een God was wist ik omdat hij alleen was.
Ik stem hem gunstig door nuttige arbeid te verzetten, die ik ook werkelijk graag doe.
Verder: door een woonwijk lopen, met vrienden praten, luisteren naar mijn lichaam.
Ik voel me vadsig en verstrikt in een onhaalbare wereld, waarachter werelden zitten
die ik niet mag zien. Maar hij zegt dat het goed is.
Polytheïstische Gezangen II
Toen ik terugkwam van een fietstocht lag er in mijn bed een komodovaraan.
Zo leerde ik de God van de Vasthoudendheid kennen.
Hij viel niet te verjagen, dus besloot ik op wintersport naar Oostenrijk te gaan.
Mijn activiteiten: slapen tussen twee bergen, praten met het horecapersoneel.
In een cabinelift kwam ik mijn tante tegen. Ze droeg de lichtblauwe trui
die ze geleend had, maar weigerde hem terug te geven. Er dwarrelden
woorden uit half geschreven gedichten naar beneden.
Bij thuiskomst doodde ik de varaan met mijn handen, liep plechtig de trap op,
nam plaats achter de computer.
Polytheïstische Gezangen III
De God van het Geduld bevindt zich niet waar je hem zou verwachten.
Op drukke pleinen en in winkelstraten kan ik hem soms zien.
Vaak wordt hij omver gelopen.
Mijn offers zijn mijn lege agendapunten. Hij leert mij luisteren
naar verborgen machines, webcamvogels, schaduwpanden.
Niet te kijken naar forenzen, de zombiewaakvlam in hun ogen.
Zijn tempel is een grote witte ruimte met een stoeltje in het midden.
Een stem zegt dat ik plaats mag nemen, niemand weet waarvoor.
Dat ik zo aan de beurt ben. Ik rustig een Libelle mag pakken.