Het windgat
In een boekje, uitgegeven door de Chinese schrijversbond en het Goethe-Institut in
Beijing, valt mijn oog op een tweetalig onderschrift. De foto zelf laat een door de zon
verlicht eikenblad zien in een voor de rest donker bos. Fotograaf is de Duitse dichter
Dieter M. Gräf. ‘Licht’ heet de foto en aldus ook het onderschrift. Op zich niet zo
verwonderlijk, zij het dat het Chinese karakter voor licht me aan een kruiwagen doet
denken. Eigenlijk lijkt het meer op een tuintafel met een kromme poot. Op het terras
bij mijn ouders stond zo’n tuintafel. Omdat ze altijd wiebelde, viel mijn vader zijn
drankje een paar keer om, waarop mijn moeder besloot de tuintafel in het gras te
zetten. Voortaan deed ze dienst als sokkel voor haar vetplantjesverzameling.
Misschien doet het Chinese karakter me aan een kruiwagen denken, omdat de
kromme poot evengoed een wielvork zou kunnen zijn. Ik kan niet naar eikenbladeren
kijken, zonder aan kruiwagens te denken. Mijn jeugd was één grote kruiwagen. Elk
jaar bij het begin van de winter trachtte mijn vader zijn melancholie te bestrijden door
zijn gazon bladvrij te maken. Een klotewerkje waar zijn twee oudste zoons voor
mochten opdraven. De ene reed rond met de kruiwagen; de andere mocht hem vullen
met bladeren die wekenlang nat en samengekoekt op het gazon hadden gelegen.
Nog steeds heb ik een hekel aan alles wat nat en samengekoekt is. Tijdens de herfst hopen
de bladeren samen voor mijn deur en blijven daar wekenlang liggen. Het leidt soms
tot verkeershinder en in mijn geval tot compulsieve ergernis. Ik veeg ze dan uiteen
of verleg ze op één grote hoop in het midden van de straat. Vervolgens kijk ik toe hoe
auto’s – opgeschrikt door wat er op hen af lijkt te komen – bruusk vertragen om dan
in volle vaart de hoop kapot te rijden. Het bezorgt me een licht euforisch gevoel om
de uiteengereten bladeren te zien opvliegen, iets wat ik ook herken bij de mensen van
de groendienst die tegenwoordig gewapend zijn met bladblazers. Ze blazen er de
samengekoekte bladeren mee uit elkaar om ze op nieuwe hoopjes te leggen, in
afwachting van collega’s die een half uur later met een bladzuigerwagentje langs
komen. In mijn jeugd bestonden die bladblazers niet, laat staan die
bladzuigerwagentjes. Op herfstige zondagmiddagen moest ik de bladeren ruimen van
de grote eik in het midden van de tuin met een hark en handschoenen die na een paar
minuten nat waren. Zonder handschoenen werken was geen optie, want dan lagen op
het eind van de middag je handen open van al die puntige bladsteeltjes. De
bladblazers die ze nu gebruiken doen me wat denken aan automatische geweren,
bazooka’s en ander kinderlijk wapenspul waarmee ik in mijn jeugd heb gespeeld. Om
indruk te maken op je vrienden moest je ze met één hand kunnen vasthouden, waarna
je als een dolle schutter in een draai van 360 graden iedereen rond je neerknalde
terwijl je speeksel spuwende lippen allerlei pwangpwanggeluiden maakten. De
mannen van de groendienst houden hun bladblazer ook met één hand vast. Misschien
is voor de groendienst werken wel een dolle vorm van schuttertje spelen. Zelf speelde
ik vooral indiaantje, mijn broer cowboy, behalve die keer dat ik een speelgoedpistool
naar zijn hoofd slingerde in een boze poging om van rol te wisselen en mijn moeder
voor het eerst luidop riep wat ze al een paar jaar moet gedacht hebben. Ik denk vaak
terug aan dat speelgoedpistool als ik mijn broer zie. Vlak boven zijn linkerwenkbrauw
zit een lelijk litteken, van het soort dat vrouwen niet opwindend vinden. Ik heb niets
met dat litteken te maken, maar ik kan nu eenmaal geen littekens zien, zonder te
denken aan speelgoedpistolen, kruiwagens, natte handschoenen, mijn broer en nu ook
aan het Chinese karakter voor licht, dat eigenlijk op een tuintafel lijkt, maar voor mij
toch vooral herinnert aan het begin van de winter, toen mijn vader zijn melancholie
wou verlichten door ons de bladeren in de tuin te laten ruimen.
–
Tom Van de Voorde is dichter, essayist en vertaler. Hij debuteerde in 2008 bij het Gentse Poeziecentrum met de dichtbundel Vliesgevels filter, waarvoor hij werd genomineerd voor de Buddinghprijs. In 2013 verscheen zijn tweede dichtbundel Liefde en aarde . De bundel werd genomineerd voor de Herman de Coninckprijs en bekroond met de driejaarlijkse prijs voor letterkunde van de provincie Oost-Vlaanderen. Zijn gedichten zijn vertaald in het Duits, Engels, Frans, Italiaans, Kroatisch, Slovaaks, Sloveens en Zweeds. Zelf vertaalde hij poëzie van de Amerikaanse dichters Wallace Stevens en Michael Palmer en schreef hij essays over folk muziek, Amerikaanse marxisten, Madonna, de eeuwige jeugd en Californië. Hij werkt als literatuurprogrammator bij Bozar, het Paleis voor de Schone Kunsten in Brussel.
One thought on “Tom Van de Voorde”
Comments are closed.