Suggesties van een onbestaand oeuvre
Vreemd: als ik een regel herschrijf, nemen de letters daarna weer net dezelfde vorm aan.
Dat kind draagt kleren waarvoor ik me zelfs zou schamen als mijn vader ze droeg.
Gras voor het oplettend oog is mierenspel, Hieronymus Bosch, duizenden soldaten in rang op het Rode
Plein. Wat doen ze? Wat gaat in hen om?
De schaduw van het kleine berkje komt mijn kant op.
Drie stukken krant waaien open, drie kinderen komen voorbij: dartel, hun bewegingen afspiegelingen van dat papier.
Ik bewonder schrijvers die afstand kunnen nemen van hun eerste stem, die vormgeven buiten de metaforen
om. Waarheden formuleren die geen lamplicht behoeven, maar uit zichzelf schijnen. Als de Vlaamse
Primitieven het konden, waarom wij dan niet meer?
De auto’s rijden aan de rand van mijn blikveld in gordels om het park heen: stalen parels op een roulette.
Achter me het rukken van een hond aan leiband, mogelijk mieren op mijn rug.
Wie was het die “romans in drie zinnen” schreef? Ik kan het in twee.
Ik dacht dat ze een foto van me nam maar het was de zon die zich in haar lamplens reflecteerde.
Geen woord in de bijbel over vissen tijdens de Zondvloed. Had God de hele wereld niet moeten uitdrogen
om echt consequent te zijn?
Twee meisjes slaan verveeld met hun sjaaltjes naar de eerder vermelde hond, die dwaas op zijn
achterpoten een circusdansje opvoert.
Heeft iemand ooit deo gespoten onder de oksels van een boomtak? Zo ja, wat was het effect? En vooral: wat was de bedoeling?
Voetzolen. Ik kietel hen met mijn ogen, maar de man lijkt het niet te voelen.
Twee Japanse meisjes in de schaduw van een baobab.
Arme husky die gedoemd is om tien maanden per jaar te zweten in zijn poolvel – en in het verkeerde
halfrond. Ze zouden zijn baasje verplicht een bontjas om zijn lichaam moeten naaien, en berenklauwen op
de oren!
Altijd als het waait, wil ik een vlag zijn. Als het windstil is, wil ik de stok zijn. Zacht opportunisme.
Te allen tijde schilderbaar blijven.
De man niesde als graaf Dracula die zijn cape omslaat: schuin onder de oksel.
Vanuit hoeveel vensterramen zit men mij hier te bekijken? Vanachter hoeveel gordijnen? Vanachter
hoeveel verrekijkers? Vanaf hoeveel computerschermen?
Komen denderend af: een leger vrouwen met buggies als tanks. Kinderen met fopspeen en tot de tanden
bewapend, sommigen nog in de baarmoeder.
Opnieuw een hondenmeester, maar deze roept. Blaft naar zijn hond zoals bepaalde mannen naar
hun vrouw.
De duif: het paard onder de vogels.
Lopen met gouden schoentjes: dat wat de Engelsen “vanity” noemen.
Loskomen van al het aardse in een sprong naar de zon.
Misschien speelt ons leven keer na keer opnieuw af voor een lege cinemazaal en stopt de vertoning pas
wanneer de
filmrol blokkeert.
Misschien zijn er takken waarop nooit een vogel is neergestreken.
Enkel als ik alleen ben, voel ik me niet eenzaam meer.
Misschien is twijfel al een deeltje van het geloof.
Vandaag de uitslag gekregen van het belangrijkste examen uit mijn leven. Uitslag: negatief.
Thomas Buysens (1987) is taaltechnoloog, saxofonist en schrijver van tekstflarden. Samen met Ulrike Maes, de wolvengodin van de Antwerpse underground, schreef hij evenwel onlangs in één seizoen Roedelliefde, een raamvertelling met schaapswollen gordijnen. De jonge schrijver woont inmiddels bijna drie jaar in Milaan, waar hij jobhopt als een mus op de dakgoot van het neoliberalisme. Suggesties van een onbestaand oeuvre is zijn debuut. Een opvallend werk in dat onbestaande oeuvre is de steampunknovelle Robotzweet (2013).
5 thoughts on “Thomas Buysens”
Comments are closed.