onvolledigheid
vertel me niet wat ik gemist heb;
het jaar kruipt open als een brandend stuk papier
en ik ben eindelijk wakker, slof in berentrui tot in de keuken,
open de koelkast en doe hem weer dicht.
verdoofd laat ik de pannenkoeken aanbranden, zet me neer
en eet ze toch op, een magere straf voor een degoutante klootzak.
fucking idioot.
het is geen oorlog, maar op de klok van twaalf,
elke eerste maandag van de maand
komen er sirenes door de ruiten. de koffie trilt,
de eenden zwijgen, de suiker vloeit.
ik typ: ‘economie is een gevoel van paniek’
en kruip terug in bed.
het internet doet raar,
het zit me al de hele ochtend aan te staren
alsof het iets van me verwacht. af en toe
zal het met vol gewicht gaan zitten op mijn borstkas,
me de handen op de wangen leggen en me tongen tot ik proest.
het zit niet in je hoofd. er is iets mis,
laat ik het in mij glijden. ik ben de pijn
al lang gewoon, hoe het prikt en wringt,
en hoe eens het trilt, het mij bezit.
noem het een ritueel, data die per ongeluk
tot iets gecombineerd de plooien in mijn buik
verkent, weet wat ik lekker vind. ze dendert
door de kleine hersenen, wordt gezoogd
aan de neuronen. ik ben een van de filters
die pixels schokkerig omzet tot haptische feedback,
een trechter voorspelling-correctie
tot bargraph in een pdf uit reportlab.
pas in subspace komt mijn lijf tot bloei.
in de lieve dreiging van vernietiging
durft mijn stem nog te bestaan, te zijn zoals hij is;
teer en dwingend, ongelofelijk maar waar.
wie heeft er mijn lichaam gestolen;
en vooral: wie wil het nog terug?
even is de drup van dopamine op lakens een stilte
die vasthangt als zout in de mond. grijp niet
naar de keukenrol, kijk niet naar opzij,
het zou het verpesten. blijf nog heel
even hier, tot je spieren verzakken en veeg dan
de schuld van je smerige dijen; vergeet het, negeer het,
vergeef tot het bonkt.