Een van de bekendste asemische teksten is de Codex Seraphinianus van de Italiaanse kunstenaar Luigi Serafini. In de encyclopedie wordt het bekende op een herkenbare manier vreemd.
Door Sake van der Wall
De Codex Seraphinianus is een zeldzame encyclopedie van een imaginaire wereld, gemaakt door de Italiaanse kunstenaar Luigi Serafini en dertig jaar geleden voor het eerst gepubliceerd. Wie het boek openslaat treedt een bizar universum binnen waarin de wetenschappelijke exactheid van een encyclopedie gekoppeld wordt aan de fantasmagorische voorstellingen van de droom. Er staan tekeningen in van mensen die uit eieren kruipen, vissen die uit de kraan druppelen en bomen die het water in springen nadat ze zich hebben voortgeplant. Zeilboten blazen zichzelf voort, een skelet trekt een mensenpak aan en een vrijend stelletje verandert in de loop van een paar plaatjes in een krokodil. De groteske tekeningen staan schijnbaar keurig op thema geordend en worden toegelicht in een sierlijk, maar onleesbaar schrift.
Door zijn kleine oplage en hoge prijs was de Codex Seraphinianus lang bijna uitsluitend in bibliofiele kringen bekend. Het internet heeft hier enige verandering ingebracht. Maar door het internet is het boek ook opgeknipt. De Codex wordt nu vooral bekeken als een losse verzameling van komische en fantastische tekeningen, terwijl de esthetische waarde ervan toeneemt als je het boek in zijn geheel beschouwt.
Fictieve manuscripten
Ik maakte ongeveer zes jaar geleden kennis met de Codex Seraphinianus, via een artikel in het Amerikaanse tijdschrift The Believer, dat ik met stijgende verbazing las. Ik kreeg tijdens het lezen meer en meer het gevoel van doen te hebben met een variatie op het negentiende-eeuwse romantische cliché van iemand die in een la van een secretaire een fictief manuscript vindt, dat hij in het vervolg van het verhaal navertelt of zelfs in zijn geheel publiceert. Maar door de journalistieke presentatie kwam tegelijkertijd met het gevoel van ongeloof (‘dit kan niet waar zijn’) kwam een paradoxaal gevoel van bevestiging op: ‘dit moet wel waar zijn’.
Het interessante (of extreme) aan de Codex Seraphinianus is echter dat het niet alleen een encyclopedie lijkt te zijn over een onbekende planeet, maar ook zo is vormgegeven dat het lijkt alsof het daadwerkelijk van die planeet afkomstig is.
Er bleef evenwel een zweem van geheimzinnigheid hangen. In het artikel werd de bekende Amerikaanse kunstfilosoof Arthur Danto aangehaald, die stelde dat het werk zo boordevol verwijzingen stond naar de geschiedenis van de beeldende kunst, literatuur en wetenschap, dat het nooit door één iemand gemaakt zou kunnen zijn. Daar kwam nog bij dat de persoon die als auteur werd aangemerkt, zich in het openbaar nog nooit over het werk had uitgelaten en e-mails met interviewvragen niet beantwoordde. In het artikel werd steeds meer werd de samenzweerderige suggestie gewekt dat er achter het mysterieuze boek een geheim Italiaans kunstenaarsgenootschap zat.
Uiteindelijk bood Google uitkomst. Eerst leerde ik niet veel meer dan dat het boek bestond. Toen ik even later de titel van het boek invoerde op een zoekmachine voor tweedehands boeken, ontdekte ik dat er vanwege het vijfentwintig jarig bestaan een goedkope publiekseditie op de markt was. Een paar weken nadat ik 99 euro en 55 cent (inclusief 15 euro verzendkosten) had overgemaakt aan een Italiaanse uitgeverij, werd er en groot pakket bij mij afgeleverd.
Met het fictieve manuscript kan de schrijver van een verhaal een wereld oproepen die niet toegankelijk is voor de verteller (en de lezer). Soms levert dit vreemde situaties op, bijvoorbeeld wanneer er van het gevonden manuscript wordt gezegd dat het uit een andere tijd lijkt te komen, maar vervolgens blijkt opgesteld in de taal en volgens de literaire conventies van de tijd waarin het opduikt. Een soortgelijk voorval vindt plaats in het korte verhaal Tlön, Uqbar, Orbis Tertius van de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges. De verteller krijgt bij toeval een deel van een encyclopedie over een onbekende planeet onder ogen. De encyclopedie is echter opgesteld in het Engels, zodat de verteller kan beschrijven wat voor soort taal er wordt gesproken en welke metafysische opvattingen men erop nahoudt. Het interessante (of extreme) aan de Codex Seraphinianus is echter dat het niet alleen een encyclopedie lijkt te zijn over een onbekende planeet, maar ook zo is vormgegeven dat het lijkt alsof het daadwerkelijk van die planeet afkomstig is.
Dit wordt onder andere duidelijk door de teksten die als toelichtingen bij de wetenschappelijk aandoende tekeningen staan, en die geheel uit onbekende lettertekens bestaan. Wie door de (ruim 360 bladzijden van de) Codex Seraphinanus bladert, bevindt zich dus in een vergelijkbare positie als iemand die een papyrusrol vol hiërogliefen voor zich heeft uitgerold (voordat ze ontcijferd werden – een vreemd woord in dit verband) of iemand met een tablet in het Rongo Rongo, het originele schift van Paaseiland, voor zich. Het ziet er heel mooi uit, maar wat betekent het eigenlijk?
Steen van Rosetta
Verschillende linguïsten hebben geprobeerd om delen van de Codex te vertalen. Bijvoorbeeld door op basis van conventies woorden die op herkenbare plaatsen staan te verbinden met wel bekende woorden. De vijf letters die boven het register op de laatste pagina’s van het boek staan, zouden volgens deze logica ‘Index’ kunnen betekenen. Maar deze gedachtegang brengt je niet verder dan dat, onder andere omdat drie van de vijf letters hetzelfde zijn.1 De hiërogliefen werden ontcijferd met behulp van de steen van Rosetta. In het hoofdstuk wat over taal lijkt2 te gaan is de Serafiniaanse versie van de steen van Rosetta afgebeeld, maar in lijn met de logica van het universum van Serafini zijn de verschillende schriften op de steen onbekend. De steen van Rosetta functioneert alleen als vertaalsleutel als één van de talen bekend is. Hier blijft het universum gesloten.
Het mislukken van de vertaling is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat er geen vertaling is. De Codex wordt om die reden over het algemeen4 beschouwd als een asemisch werk. Asemische teksten zijn teksten die niet uit bekende tekens bestaan en slechts de suggestie van betekenis wekken. In een lezing in maart 2009 bij Oxford University Society of Bibliophiles ondersteunde Luigi Serafini deze interpretatie. “The Codex is a pure work of art without any hidden meaning, but the modern fashion for conspiracies makes it difficult to explain that there is none. It is a joke, like the Voynich Manuscript”, staat in de aantekeningen die Enrico Prodi, de toenmalige secretaris van de bibliofielen mij heeft opgestuurd. En: “The script of the Codex is a writing, not a language. It does not have a syntax; it involves a visual process, not a linguistic one. There is no language behind the writing: it only gives the impression of being one. It is not caged by language. It looks like it means something, but does not: the author himself is in the same position as we are.”
Het interessante van zogenoemde onleesbare teksten is volgens mij dat ze onmiddellijk als tekst worden herkend, en daarmee als betekenisvol, en daarmee als – in principe – leesbaar. Met andere woorden: alleen zaken die leesbaar zouden moeten zijn, maar waarbij dat op de een of andere manier niet lukt, worden onleesbaar genoemd. Niemand zal bijvoorbeeld een pop-upboek of een boek met alleen maar afbeeldingen onleesbaar noemen, net zoals niemand zal zeggen dat een stoel of een ei onleesbaar is.5
Toen ik het pakket had opengemaakt en voor het eerst door de Codex bladerde, kwam er een soort teleurstelling in me op. Wat moest ik hiermee? Het is denk ik een reactie die veel mensen hebben wanneer ze geconfronteerd worden met asemische teksten, omdat ze willekeurig over kunnen komen. Bij tekeningen in de Codex kun je dat gevoel ook hebben: er wordt vrolijk op los geassocieerd, zonder dat er interne coherentie in zit. De vreemde wezens, planten, of dingen uit het ene hoofdstuk hoeven niet terug te komen in het volgende. Het boek kan zo aandoen als Spielerei, en krijgt daarmee iets kinderlijks en misschien zelfs iets kitscherig, zoals de schilderijen van Dali, die voor mij ook vaak niets meer zijn dan kunstig in elkaar overlopende droombeelden. Je kunt je schouders erover ophalen en er met een grote boog omheen lopen.
De betekenis van de Codex Seraphinianus is niet linguïstisch van aard, maar esthetisch of filosofisch.
Het paradoxale karakter van onleesbare teksten is volgens mij een van de redenen waarom dit bezwaar uiteindelijk niet voor de Codex Seraphinianus opgaat. Wie voor het eerst de Codex openslaat kan onmogelijk met zekerheid zeggen dat de teksten niet in een geheimschrift zijn opgesteld. Om de betekenis toch te achterhalen, wordt naar bekende elementen gezocht, zoals regelmatig terugkerende tekens, typografische bijzonderheden of tekens die op letters lijken. Ook al mislukt de vertaling uiteindelijk, het levert wel betekenis op. Die is echter niet linguïstisch van aard, maar esthetisch of filosofisch, bijvoorbeeld door de vraag op te roepen wanneer een reeks patronen eigenlijk als betekenisvol wordt gezien – ook al zijn ze het niet. Iemand die de Codex leest wordt zich daardoor bewust van de betekenisgevende structuren die in allerhande genres werkzaam zijn, zoals de encyclopedie.
Angstaanjagende herschikking
Zulke paradoxen komen komen in de Codex ook op andere manieren terug. Het is een encyclopedie, maar een die eerder ontregelt dan vastlegt. De tekeningen hebben iets wetenschappelijks en ze bevatten allerlei elementen om die wetenschappelijkheid te benadrukken (zoals onbegrijpelijke lengtematen), maar die doen zo absurd aan dat die wetenschappelijkheid tegelijkertijd juist onderuit wordt gehaald. Ook staat er bij de afbeeldingen veel uitleg zonder dat die uitleg echt iets duidelijk maakt. Geen enkel element van de wetenschappelijke encyclopedie lijkt zo zijn functie te vervullen. De verwachtingen die iemand heeft als hij het boek leest worden niet waargemaakt en zo wordt hij of zij zich van die verwachtingen bewust.
Ook in de tekeningen komen zulke paradoxen terug. We zien werktuigen die geen nut hebben. Wandelende paraplu’s die zo klein zijn dat ze alleen de benen die ze dragen droog houden. Taal die niet gesproken, maar gekwijld wordt. Letters die zich losmaken van hun achtergrond, alsof het zelfstandige objecten zijn. Stoelen die op een eiland groeien, alsof het gewassen zijn die geoogst moeten worden. Bekende elementen worden in een andere context geplaatst, omgekeerd of geëxtrapoleerd, totdat ze uiteindelijk niets meer te maken lijken te hebben met wat ze op het eerste gezicht lijken te zijn.
Hoe verder je als lezer in het boek komt, hoe angstaanjagender en ongemakkelijker de herschikking van bekende elementen wordt. Dit komt volgens mij doordat deze latere hoofdstukken over de mens gaan, en allerlei aspecten die met het menselijk leven te maken hebben, zoals sport en spel, geschiedenis, religie en steden. Een naakte man, die wielen heeft in plaats van voeten, komt angstaanjagender over dan een luciferplant, net zoals een man en een vrouw die samen onder een springtouw staan te dansen vreemder overkomen dan regenboogdiertjes. En een oog dat openbarst als een ei, waarna er brillen uit fladderen, is verontrustender dan een gespleten nijlpaard. De vreemde elementen worden persoonlijk, en krijgen daardoor een vervreemdend effect. Soms dringen politieke interpretaties zich op, bijvoorbeeld in de afbeelding van een gladde heer in pak, wiens mouwen naadloos overgaan in zijn zakken, en die meerdere, platte gezichten op zijn nek heeft. Het hoofd van de zakenman is zowel januskop als windvaan.
De taal schiet bijna nooit te kort, zo heb ik het gevoel, bij het beschrijven van de tekeningen uit de Codex. Het kost bijna nooit veel moeite om te beschrijven wat er op de afbeeldingen te zien is, maar dat betekent niet dat de betekenis van wat we zien duidelijk wordt. Letters worden uit een elektrisch potlood met een u-bocht op papier gezet, maar of het hier om een schrijfwerktuig gaat en een bijzondere vorm van schrijven wordt afgebeeld, wordt nooit duidelijk. Schijnbare bekende objecten worden zo losgemaakt van hun bekende context. Ze verliezen hun functie, en daarmee hun zin. Het is verleidelijk om de Codex te waarderen omdat hij zo vreemd, bizar of buitengewoon is, maar deze asemische encyclopedie wordt volgens mij juist interessant doordat het gewone op een herkenbare manier vreemd wordt gemaakt.
Sake van der Wall doceert filosofie, schrijft voor De Speld en is redacteur van Perdu.
De linguïsten die geprobeerd hebben om de Codex te kraken zijn natuurlijk doortastender te werk gegaan dan ik hier doe. De Amerikaanse student computerwetenschappen en linguïstiek Jeff Stanley analyseerde in zijn scriptie de kopteksten van de eerste drie hoofdstukken en kwam tot 53 verschillende typen van tekens. Hij speculeerde verder dat de tekens die vaak voorkwamen klinkers konden zijn en hij heeft ook een analyse van de verschillende woordlengtes gemaakt. Het leverde uiteindelijk geen vertaalsleutel op, maar gaf wel inzicht in de manier waarop computers omgaan met teksten die opgesteld zijn in onbekende handschriften.
Ik maak bewust veel gebruik van ‘lijken’ en synoniemen om redenen die hopelijk in de loop van dit essay duidelijk worden.
De vertaalpogingen zijn niet helemaal zonder succes. Het cijfersysteem, dat terugkomt in de paginanummers, blijkt gebaseerd te zijn op het getal 21, zoals ons cijfersysteem dat op het getal 10 is.
Er blijven mensen die zeggen dat de Codex is opgesteld in een geheimtaal, die bijvoorbeeld bedoeld is om met buitenlandse wezen te communiceren.
En in het uitzonderlijke geval dat iemand zegt een hand of koffiedik te kunnen lezen, zal deze – onder ander om financiële redenen – waarschijnlijk nooit zeggen dat het koffiedik onleesbaar is.