Door: Hannah van Binsbergen
Onzin is de beste vorm van ontspanning. Op de middelbare school vond ik samen met een vriendin een manier om wakker te blijven tijdens de vele uren zelfstudie van de Nieuwe Tweede Fase: we bedachten een boek, inclusief auteur. Ontzettende Tijger was een semiautobiografische, experimentele roman van het onderschatte genie Herman Hopjens, bekend van Bestialiteit in de polder en De lange weg naar Uruguay. Het ging over Gerard Gopjens, een gevoelige timmerman en verzamelaar van vintage Playboys in een post-apocalyptische werkelijkheid. In zijn stamkroeg, de Yolige Joghurt, werkte hij al 15 jaar in de vroege ochtend aan zijn semiautobiografische experimentele roman, vergezeld van barman Harry en het hondje Fuchsia.
Het lijkt me behoorlijk moeilijk om te midden van (of zelfs door middel van) vrolijke onzin, iets tot stand te brengen dat verder gaat dan entertainment. Het gevaar is dat ernstige uitspraken worden ontkracht door hun gelijkschakeling aan melige uitspraken, en zo ironisch lijken. Een boek dat er in slaagt tegelijkertijd melig en serieus te zijn, of zelfs serieus in zijn meligheid, is een grote prestatie. Zo’n boek is Het Boek Ont van Anton Valens.
Op de vlucht voor de monsters in mijn boekenkast wilde ik iets lichts lezen. Het Boek Ont gaat over de werkeloze, sociaal onhandige dertiger Isebrand die een praatgroepje opricht voor mannen die hun post niet durven open te maken. Onder het motto ‘Gedeelde post is halve post’ komt Man&Post eens in de zoveel tijd bijeen: een stuk of vijf mannen, bijna allemaal werkeloos, bijna allemaal kunnen ze op de een of andere manier niet echt meekomen. Samen maken ze hun post open en bespreken ze hoe ze erbij zitten, en dat is lang niet altijd goed. Jean-Luc bijvoorbeeld, een Limburger verdwaald in Groningen, heeft tegen zijn wil een wietplantage midden in zijn woonkamer, nachtverpleger Sylvio wil af van zijn stacaravan op het terrein van caviaopvang Beertje en in een echt huis wonen (‘Weet je wat het is?,’ verzucht de eigenaresse van Beertje, ‘er zijn er te veel van, van caviaopvangen.’). De eentonigheid van Isebrands bestaan wordt doorbroken als Cor Meckering, een oudere miljonair, toetreedt tot Man&Post. Meckering heeft eigenlijk zelf geen geld: alles wat hij bezit staat op naam van ‘de BV’, waarvan de ontologische status en relatie tot Meckering nogal mysterieus zijn. Meckering schakelt Isebrand in als typist om zijn alomvattende, compleet geschifte theorie van de werkelijke betekenis van onze taal te schrijven, onder de titel Het Boek Ont. ‘Moeder is verwant aan modder en dus aan aarde; maar moeder is ook moer, zoals in de uitdrukking “de duvel en zijn ouwe moer”. Moer is ook voer […] want de aarde geeft, na het zaaien, voer. Een boer bewerkt het land, in het land zit oer. Het land is op te vatten als onze vloer. Een moer is ook een metalen ring met een gat erin die je op een schroef kunt draaien, een hoer draait met haar kont om zich te laten beberen, een roer […] is rond en draaibaar, een toer is een draaibeweging, de aarde toert om de zon.’
Grappen gaan vaak over magisch denken en dingen te letterlijk nemen: de Belg kan zijn huis niet uit omdat het weekend voor de deur staat. Hetzelfde geldt in zekere zin voor rijm: poep en snoep hebben formeel heel veel met elkaar te maken en inhoudelijk vrij weinig, maar de verbinding die ze aangaan door rijm geeft een suggestie van overeenkomst van betekenis. Het rijmt, dus is het waar. Het briljante van Het Boek Ont en de reden dat het onzin-entertainment overstijgt, is dat het een paradox in de praktijk brengt. Het bovenstaande citaat is grappig omdat het onzin is, maar het is zinnig omdat het gaat over de grenzen tussen vorm en inhoud, humor en poëzie, onzin en wetenschap. Op een lichte manier weliswaar, maar het blijft plakken.
One thought on “Flossen (2)”
Comments are closed.