Beste P.F. Thomése,
Ik heb hardop moeten lachen om je liefdesverklaring aan mij, de Ironie, op zaterdag 9 februari in NRC Handelsblad. Het was misschien niet de meest gepaste reactie, je liefdesverklaring was immers oprecht, maar ik kon niet anders. Die dodelijke ernst waarmee je me uitriep tot de meest superieure uitdrukkingsvorm! Ik heb meteen een T-shirt met die uitspraak laten drukken en loop er nu al een paar dagen in rond. Ik ben de meest superieure uitdrukkingsvorm.
Het is wel jammer voor de verwondering, de ernst, de twijfel, de personificatie, de woede, het sarcasme en al die andere middelen die de schrijver tot zijn beschikking heeft om zijn wereldbeeld tot uitdrukking te brengen. Nu één van de meest vooraanstaande schrijvers van Nederland mijn superioriteit heeft bevestigd, zullen andere schrijvers ze wel laten verstoffen in hun gereedschapskist. Gadverdamme, je hebt iets absurdistisch geschreven, hoe durf je, hoorde ik laatst de ene beginnende schrijver al tegen de andere zeggen.
Je probeerde me op een schild te hijsen, waarop ik vervolgens alleen maar mocht knipogen en poseren.
Maar zou de Nederlandse literatuur niet wat saai worden als er nog meer J. Kesselsachtige figuren puberale roadtrips maken naar steden als Hamburg, om daar de lokale hoerententen, snackbars en cafés te bezoeken? Dat is namelijk hoe ik door jou word gebruikt, als excuus om even lekker te lachen om de platte patatcultuur aan de onderkant van de samenleving. Zoals tien jaar geleden hogeropgeleiden naar Idols en aanverwante programma’s keken uit sociologische interesse, zo meng jij je uit naam van de ironie tussen het gewone volk.
Bij het lezen van je liefdesverklaring, kreeg ik regelmatig het gevoel dat je me eigenlijk nauwelijks kent, zoals een monnik die zijn hele leven wijdt aan de liefde voor God ook geen idee heeft wie hij eigenlijk aanbidt. Maar die liefde voor het onbekende heeft natuurlijk iets moois. Vooral over die religieuze ernst waarmee je hem predikt – er is niets hogers dan ironie! – maak ik me vrolijk.
Verder is het natuurlijk bijzonder geestig dat je al die belegen wijsheden nodig denkt te hebben om mij te verdedigen. Alle moraal is, als het goed is, gebaseerd op twijfel. Er is al genoeg duidelijkheid in de wereld. Socrates was niet zo zeer op zoek naar het juiste antwoord, als wel naar de juiste vraag. Alsof ik dit soort middelbare school filosofietjes nodig heb! Behalve Socrates, noem je in je liefdesverklaring Kierkegaard, Nietzsche en Shakespeare. Je kunt je afvragen of een liefde die voortkomt uit veronderstelde inzichten van zulke personen gezond is.
Ik heb hier echter een ander bezwaar tegen. Je bent op dit punt een beetje saai. Het had me veel leuker geleken als je mij de liefde had verklaard op basis van Marx’ theorieën over de vervreemding door arbeid in de moderne kapitalistische samenleving. Of dat je had gesteld dat uit Kants transcendentale deductie van de verstandbegrippen eigenlijk ‘ironie’ als dertiende categorie afgeleid had moeten worden. Of zou je betoog dan onzinnig zijn geworden? Zou je mij er dan op wijzen dat er een verschil is tussen ironie en waanzin?
Dan zou ik je precies hebben waar ik wil. De scherpe tegenstelling die je schetst tussen ernst en ironie is namelijk een fictie. Ik ben niet zo zelfstandig als jij doet voorkomen. Mijn bestaan is – helaas – afhankelijk van serieus taalgebruik. Daarop parasiteer ik en daaraan ontleen ik mijn kracht. Iedere uiting van ironie is gebaseerd op ernst. Je kunt een kind niet ironisch opvoeden.
Stel je voor dat er geen ernstige figuren meer rondlopen, dat er niemand meer is om belachelijk gemaakt te worden, en iedereen op ieder moment van de dag tegenover alles wat zich voordoet een ironische houding aanneemt, zelfs bij het verlies van een geliefde. Je zal moeten toegeven dat dit op zijn minst een beetje saai zal zijn, en verder: dat ironie dan zijn pointe verliest, en dat – om met David Foster Wallace te spreken – contact met anderen onmogelijk wordt.
David Foster Wallace – zijn naam is gevallen. Waarom, vroeg ik me af, fungeert hij als de kop van jut in je liefdesverklaring? Wie hem goed leest zal moeten inzien dat hij niet tegen ironie per se is, maar tegen de geïnstitutionaliseerde vorm van ironie zoals die in de Verenigde Staten na de komst van de televisie vorm heeft gekregen. Hij is tegen ironie als norm, tegen een cultuur waarin men zich niet durft uit te spreken en zich angstig achter ironie verschuilt.
Als je mij een fantastisch wapen noemt dat raak schiet door heel precies naast het doel te mikken, kun je het volgens mij alleen maar met hem eens zijn. Ik heb het idee dat hij mij vooral probeerde te bevrijden uit de al te innige omhelzing van reclamemakers, tv-producenten en andere vertegenwoordigers van de cultuurindustrie, zodat ik weer gevaarlijk, verontrustend of ondermijnend kan zijn als dat nodig is. Hij was tegen de gemakzuchtige automatisering van ironie.
De algemene termen waarin je je liefdesverklaring goot, kwamen op mij over als slechtgemikte doodskusjes. Je probeerde me op een schild te hijsen, waarop ik vervolgens alleen maar mocht knipogen en poseren. Je probeerde me te verheffen tot een nietszeggend kunstje. Ironisch genoeg lijk ik meer te hebben aan iemand als David Foster Wallace, dan aan iemand die me uitbuit, of aan iemand die, zoals jij, mij de liefde verklaart. Hoe hard ik daar ook om heb moeten lachen.
In afstandelijke vriendschap,
De Ironie
Tekst: Sake van der Wall