Door Marwin Vos
1
De poëzie van Astrid Roemer heb ik niet gelezen, behalve hier en daar een gedicht. Ik hou wel van haar vrije omgang met vormen. Bijvoorbeeld in het verhaal ‘Mijn ouders zullen het horen’ uit de bundel Niets wat pijn doet (1993), een stuk van circa 36 pagina’s, bestaande uit 13 delen (Roemer nummert ze) waarin ze, zeer lijfelijk, de pijn en liefde voor haar moeder beschrijft. Erin zit een ander verhaal genesteld, het sprookje van het waterkind, politiek en terreur zijn niet ver weg en langzaam gaat de elegie over in een aanklacht of rap, dan een dans, een blues, weer een dans en mondt dan uit in ‘De Suite Van De Moedervlek’: ‘Maar tot dan heb ik nog een heel eind te gaan. En op dit moment kom ik niet verder dan deze mars.
met mijn hete tropenkop
dacht ik winter houd toch op
altijd gore grijze luchten
wind die langs mij heen blijft zuchten
regen die maar neer blijft plensen
open plassen dichte mensen
maar opeens zie ik de lente
lammeren, muggen, vlinders melden
dat de zomer aan komt lopen
met wit zonlicht: hopen-hopen-hopen-hopen.’
2
Ik vraag me af of Astrid Roemer nog schrijft en ontdek dat zij in 2015 een ‘comeback’ heeft gemaakt. In mei was er een hommage in het Compagnietheater, in juni een expositie met onder meer werk van Marlene Dumas en in december werd een documentaire over de schrijfster gepresenteerd. Nieuwe gedichten zijn gepubliceerd in De Gids en ExtazE en een nieuwe roman zal bij In de Knipscheer verschijnen. Op 7 december wordt bekend gemaakt dat de P.C. Hooftprijs aan haar wordt toegekend. In mei zal ze de prijs in ontvangst nemen.
15 doden en 1 vrouw, 2015 Marlene Dumas
3
Het eerste boek dat ik lees en herlees is Over de gekte van een vrouw (1982).
Roemer schrijft gedichten, verhalen, toneel, hoorspelen, romans, liedjes. Het werk is veellagig, veelvormig, gestructureerd, ik lees prachtige en onbeholpen zinnen. Alles wat ons in deze tijd bezig houdt, daar schreef ze al over. In Rosa (2001), dat ze met een subsidie van de stad Rotterdam schreef (het ‘Rotterdams Leescadeau’), en waar ze voorin wethouder van Sociale vernieuwing citeert (ze gebruikt alle bronnen en registers) gaat het over seksueel misbruik en racisme, over homoseksualiteit en vrouwenhandel, over buitensluiting en geweld.
Abel ziet Rosa’s foto op de poster van Vermiste Personen. Abel is de enige zoon van een vader die racistisch is, hij zelf wordt gefascineerd door ‘buitenlandse meiden’: ‘Dat voortdurend aanwezig zijn in meer werelden tegelijk en toch voortdurend waakzaam blijven als een parkiet. Hij herkent het meteen en het raakt hem.’ Abel maakt notities van tekeningen in zijn hoofd van wat hij ziet. Hij is iemand van beelden, en heeft zijn lichaam erbij nodig om zich precies uit te drukken, in tegenstelling tot zijn vader; ze praten niet meer met elkaar, ze verschillen te veel. Hij reist naar zijn oude wijk waar niets meer hetzelfde is, ‘Waar kwamen al die buitenlanders vandaan en waar gaan ze in hemelsnaam toch naartoe?’ en zoekt jeugdvriend Evert op, die nu tai chi geeft volgens de Pushing Hands methode.
4
Ook Gewaagd Leven schrijft ze vanuit een mannelijke hoofdpersoon. De auteur laat met name mannen zien en wat hun gedrag teweeg brengt bij anderen en het effect op de samenleving, en behalve dat dat tamelijk ongewoon is (zo kritisch), is dát ook het politieke, lijkt mij.
De trilogie (‘Roemers Drieling’) is een staalkaart van geweld: mensen die de straat oversteken worden gedood, in het water wordt een lijk gevonden, mensen worden op straat of in huis vermoord, een bruid wordt geslacht, de teckels worden in het moeras verdronken, vrouwen worden door hun man mishandeld, de mannen gaan vreemd, mensen vertrekken uit hun land en keren tijdelijk weer terug.
Personages hebben allerlei (mengelingen van) afkomsten, religies en nationaliteiten, er zijn Creolen en Oekraïners, Hindoestanen, Javanen, goudzoekers uit Boston, Hollandse kolonisten, er zijn katholieken en moslims, Portugezen, indiaanse mensen.
Het gaat over trouw en bedrog, over seksuele verlangens, over liefde, over hoe te leven.
5
Ik zag een preview van de film van Cindy Kerseborn over Astrid Roemer, De wereld heeft gezicht verloren, naar de titel van een novelle uit 1975. We zien de schrijfster met een donkere muts of baret over een paar grijze krullen, ze draagt een kleine ronde bril, een wijd zwart jack en een broek met zakken op de benen, stevige schoenen hoewel ze in een park met fonteinen staat en niet meer in het ruige Schotse Hoogland woont. Ze zegt, hier zou ik graag mijn roman schrijven, ze tuit lichtjes haar lippen maar kijkt diep in de lens als ze verklaart waarom ze zo lang onvindbaar was. Ze had al zo veel gezegd en opgetreden en ze had de behoefte gehad om zich terug te trekken en ernstig over de dingen na te denken.
6
‘Dat het in mijn roman Gewaagd leven over weinig anders dan over “geluk” gaat is haast iedereen ontgaan. De roman is een zoektocht naar “geluk” maar dan op een wijze waarop wetenschappers zoeken, met bijv. radiotelescopen naar “leven” in de rest van het heelal. Dat wil zeggen, dat mijn hoofdpersoon zoekt naar iets waarvan hij nog niet weet hoe het eruit zal zien. Hij kan dat alleen maar weten als hij het zélf ervaart. Daaronder zit een notie van de Duitse filosoof Immanuel Kant, dat “zelf denken” – en ik voeg daaraan toe “zelf voelen” – eigenlijk de enige humane reden is om de wereld te onderzoeken.
Mijn Onno Mus in Gewaagd Leven – het boek dat mede geïnspireerd is op inzichten van de filosoof Immanuel Levinas (1906-1995) – laat zich door niets en niemand in de maling nemen. De roman echter heeft zoveel realiteitsstof en staat midden in de actuele werkelijkheid, dat de meeste recensenten met hun oordeel niet verder zijn gekomen, dat dat het bij uitstek een politiek boek betrof. De roman reikt echter verder dan de waan van de meeste politici. Want juist in tijden van nationale trauma en gebrek, worden vooral jonge mensen zich het meest bewust van de waarde van hun persoonlijk leven en snakken zij naar “geluk”. En dat “snakken naar een goed gevoel” zet een persoon aan tot het “beredeneren van de directe werkelijkheid”. Denken, noem ik dat. Ik heb voor een puber-jongen gekozen, omdat het vooral mannen zijn die langdurig en soms een leven lang schade lijden door politieke instabiliteit in het land waar zij willen wonen en werken. Zo’n situatie maakt jonge mannen machteloos en deconstrueert hun toekomstplannen. En als het daarbij ook gaat om dekolonialiserende processen, dan is vluchten naar de vleespotten en kennisinstellingen van de kolonisator geen evenwichtige mogelijkheid.
Gewaagd Leven (1996), deel een van mijn trilogie, beschrijft via het bestaan van domineeszoon Onno Mus, wat de Engelsen noemen ”a pain in the ass” van haast alle categorieën Surinaamse mannen. En zoals geen man publiekelijk toegeeft, dat aambeien hem het zitten pijnlijk ongemakkelijk maken, zal het voor een ‘gekoloniseerde’ Surinamer’ niet meevallen te bekennen, dat Gewaagd Leven hem pijn heeft gedaan. Journalist Rudy Kross is eens naar mij toe gekomen met de woorden: “Volgens mij heb jij bij het schrijven van Gewaagd Leven meer geleden dan ik. Dank, hoe dan ook.” En de Hollanders? De Hollanders zijn eigenlijk pas nu begonnen met verwerken van wat zij zelf, dus niet de Duitsers, hun joodse landgenoten hebben aangedaan. Mijn trilogie wacht. Ik lees in de keuken, zittend op mijn lichtgewicht kruk, een stuk uit het betreffende boek. Het taalgebruik bevalt mij nog steeds goed. En de constructie is werkelijk uiterst functioneel: een stuk geschiedenis, de actuele realiteit, een stuk romankunst. En daarover heb ik geen recensent gehoord.’ (uit: Zo lang ik leef ben ik niet dood, 243)
7
Als ik vandaag denk aan de kruimels die je moet uitstrooien als je vreest te verdwalen en me dezelfde middag te binnen schiet dat ‘To witness matter’, de mooie titel van een programma van Perdu, voor mij hetzelfde aanduidt en ’s avonds het artikel De boekenkast van Astrid H. Roemer lees waarin ze opmerkt dat ze geliefde boeken beschouwt als kruimels, als sporen van een zoektocht. Wanneer ze ’s ochtends begint te werken, slaat ze een geliefd boek open, dat werkt altijd, warmte, stemvork.
8
‘Schrijven is in beweging raken. Ontroerd zijn. Eén zin kan voor mij als de glasvezel bedrading zijn van een villa, en voor de typograaf bestaan uit slechts twaalf woorden. Een roman schrijven is vooral in nauw contact komen met de werkelijke betekenis van woorden. De constructie van taal dóórkrijgen. Haar mogelijkheden uitbreiden en haar beperkingen verwerpen. Een roman schrijven is eigenlijk de taal die ik denk te kennen, onderzoeken op haar bruikbaarheid, haar mogelijkheid om uitdrukking te geven aan wat ik onderbreng bij de waarden Schoonheid-Goedheid-Waarheid. En dát onderzoek, dat en passant gebeurt is net zo verschrikkelijk als na toevallig DNA-onderzoek erachter komen, dat bijvoorbeeld niet de man die je als zodanig kent maar de broer van je moeder je natuurlijke vader is. Zo incestueus is de taal die ik ken en gebruik. Zo vol kronkels en misstappen. Zo doortrokken van machtsmisbruik en uitstoting. En ik, ik vind het een voorrecht om het Nederlands dat voor iedereen gebruiksklaar wacht in mijn onderzoek naar de wereld te bevrijden. Mijn lezers mogen slechts ‘bevrijde woorden’ tot zich nemen. Iedereen wordt er beter van als hij zijn eigen pijn – maar het geldt ook voor vreugde en genot – in “schone woorden” kan wikkelen. Bebloed en bevlekt en besmet wondverband wordt niet-gereinigd zelden hergebruikt. Mijn vak is niet zo makkelijk als het lijkt. Of maak ik het mij te moeilijk?’ (Zolang ik leef ben ik niet dood. Een autobiografisch proces, 80, 2004)
9
jullie met je zedige hoofden
je kalme walsen
je rokkostuums
je zwarte sleeën
je betaalde liefdes
je stijve lichamen
je nuchter verstand
je miljarden
jullie willen wij uitmoorden
Sasa: Mijn Actuele Zijn, 1970, 36
22 februari 2016, Marwin Vos
One thought on “Roemer lezen”
Comments are closed.
Opvallend is dat Surinaamse auteurs in Nederland in vergelijking tot hun collega’s met misschien toevallig een moslim achtergrond, het slechts gefaciliteerd zijn ondanks het feit dat zij de taal van de Nederlander reeds vanuit hun geboortegrond met zich mee-smokkelden en die in Nederland alleen maar hebben uitgebouwd en geperfectioneerd. Desalniettemin is het nog nooit een Surinaamse schrijver de eer te beurt gevallen het boeken-week-geschenk te mogen schrijven . Komt het doordat Surinamers niets te vertellen hebben , oninteressant overkomen en al dat wat men denkt te kunnen vertellen, inmiddels als bekend mag worden verondersteld ? Waar ligt het aan? Het antwoord op deze vragen laat zich enkel maar gissen maar dan op het gevaar af dat men al gissende helemaal op een dwaalspoor belandt. Negatie kent in Nederland geen symptomatische bestrijding omdat de oorsprong ervan uit de donkerste mentale spelonken ontspruit en zich daardoor niet gaarne laat determineren. Suriname is in 2005 zelfs als lid toegetreden tot de Nederlandse taalunie hetgeen bij de gemiddelde Nederlander van volstrekt geen enkele waarde en betekenis is. Surinaamse auteurs hebben meer dan eens de vraag moeten beantwoorden of zij hun eigen boeken echt wel zelf hebben geschreven. Het gaat hier niet om de vraag zelf maar om de verbazing welke men op deze wijze oplepelt. Ervan uitgaande dat wetenschappers en instanties als het Genootschap van de taal al vanaf 1983 van de hoge daken gillen dat de Nederlandse taalbeheersing onder autochtonen sterk achteruit aan het hollen is, is het buitengewoon gênant wanneer de pot de ketel verwijt dat die zwart is. De uitbraak van de migratiegolf naar Nederland heeft zelfs de gemiddelde sukkel in Nederland het gevoel gegeven dat die zich op grond het ratjetoe, dat betrokkene pretendeert machtig te zijn, kan verheffen boven iedere willekeurige allochtoon. Als je een Nederlander vraagt welke prestatie en verworvenheid die denkt te kunnen ontlenen aan diens/dier vermeende eclatante taalbeheersing dan steekt die geroutineerd zijn wijsvinger uit naar het aantal allochtonen in zijn/haar woonomgeving dat volgens betrokkene het Nederlands nog slechter zou beheersen dan hij-/zijzelf. Dit is net zo iets als wanneer Iemand met een lichaamslengte van 1.50 meter zich tegenover een lilliputter een niet te evenaren reus zou wanen. Het blijft een raadsel welke maatstaven Nederland hanteert om haar engelen aan te wijzen en evenals degenen die wat haar betreft tot eeuwige miskenden mogen behoren.