Vertaling: Emma Kosanović
Wanneer alles een luxe is
vandaag heb ik tien euro verloren
zevenenvijftig appels door honderdtweeënveertig enthousiaste stappen
en toen viel ik flauw
uit angst voor armoede
ik heb een map over al het onrecht in de wereld gemaakt
van haren die zich op een tapijt ophopen
ik schudde de tweelingkussens op
’s ochtends leed ik honger
’s middags kauwde ik de minuten, de secondes, de sneeuwvlokken van gisteren weg
ik stelde mij een magische pot honing voor
die zich elke keer weer
uit zichzelf vulde
ik stelde mij hevig voor
enkele keren drukte ik mijn oogleden samen
liet de vis van mijn maag tot mijn amandelen zwemmen
en misschien ook de zee
vandaag heb ik besloten niet meer te zullen huilen
vanwege de manier van leven van de mingongi in China
noch omdat werksters in de dicht gebreide steken van de wereld
geen zorgpasje hebben
ik zal dit allemaal met een passer op dekbedden en lakens schrijven,
die ook soms gewassen moeten worden
laat het weerklinken
laat ze maar huilen
sinds vandaag heb ik nieuwe werktijden: heel warm
en ik schaf nog een aantal kruiden af
het leven is sparen voor de zogenaamde kleine mensen
ineens, als de bliksem,
spleet ik de laatste wortel uit de koelkast doormidden
veegde het vet van de vis weg
en liet haar wegglijden in de mythologie
op de muren hing ik nog rookmelders op
vandaag heb ik besloten waar ik ook maar kan te stelen
pralinés, wafeltjes, verpakte chocolaatjes, honingkoekjes
alle zoetigheden waar ik niet van hou
maar die ik iemand voor zijn verjaardag als geschenk kan geven
vierhonderdenzeven keer heb ik dit allemaal gezongen
en ternauwernood hield ik mij in om niet opnieuw flauw te vallen
(uit het Bez začina, 2017)
De kinderen van woensdag
aan Ivan
de dood is ontwaakt uit een moerbeiboom
drong op het fietspad
door de schors heen
en kwam tijdens het ontbijt de hoofdpijn binnen
die jij, olifantje, zomaar met je slurf wegwuift
ze sloeg jouw armen om mijn middel heen
en ginnegapte over de woensdag
maar ik zag haar niet
want ik rende
de dood kwam nog eerder
toen de oregano de adem stokte
en je bleef maar fluisteren dat ik jouw vogeltje was
dat ik alle vogels uit de taxonomie van de wereld was, vooral een zwaluw
terwijl je me kusjes gaf
zo zoet
door de kiosken vol gelach
fladderde ze in een verfkwast
haartje voor haartje om het grijze te verbergen
jij het deel achter, dat ik niet zag, ik het deel afgebeeld in de spiegel
maar ook daar zag ik de dood niet
want ik rende
ze ontkiemde uit de schittering
van jouw gezicht
toen je als een klein kind rook
toen wij onszelf nog waren
misschien omdat twee lichamen ons te veel waren
borrelde de dood
in een droom waarin een krokodil jou opat
omhelsde ik je met al mijn kracht
en herinnerde je aan een geliefde serie uit onze kinderjaren
de dood brandde de winterochtenden waarin jij de afwas deed
en je vingers met het schuim verwarmde
je zat voor het scherm
en klopte op mijn muur
een herinnering voor ik hou van je
een aromatische dood
in jouw altijd halfopen mond
met hoog tandvlees
terwijl we in halve duisternis onze gelukkige dans dansen
jij, die door geen natuurgeweld afgeschrikt kan worden
jij, voor wie ik elke keer duik, bewusteloos van verliefdheid
en van verlangen
de dood druppelde uit donkere knoesten
en sprong in de verte
maar ik zag haar niet
omdat ik vastberaden rende
omdat ik vastberaden naar je keek
waar zij niet is
waar de zee wel is
en ik bleef maar rennen
alsof het elke dag woensdag is
op weg naar liefde
(juni 2018)
Een kortere weg naar de lunch
in ons huis
dat eigenlijk niet ons huis is
omdat wij behoren tot die paar procent die de pineut zijn van de privatisering van woningen
ondergebracht in een hotelkamer voor alleenstaanden
die wij toch ons huis noemen omdat het makkelijker is te denken dat je een bepaalde zekerheid hebt
dus in ons zogenaamde huis
wordt vaak maisbrood gegeten.
elke mix die gemaakt wordt noemen wij in principe maisbrood
gemaakt van wat overblijft of wat er in de koelkast is plus griesmeel of maismeel
ligt eraan wat goedkoper is.
in ons maisbrood
dat soms ook niet het onze is en misschien hebben wij het
met aquarel getekend
gaat vrijwel alles:
een restje keukenzout, het overblijfsel van het verlaagde pensioen,
omdat sparen het allerlekkerste ingrediënt van het kapitalisme is, werksters of werkers die sparen
ofcourse,
kaas als het er is, niet uitbetaalde oprotpremies voor een aantal baantjes die kort duurden,
mama’s pijn in de knie van het alsmaar bij het fornuis staan,
roze herinneringen aan de uittocht naar zee, alles nog meer roze naarmate
het maisbrood steeds dunner is, aan het maisbrood kunnen diploma’s van tevergeefs afgemaakte
studies worden toegevoegd,
wanneer dat op is, kunnen alle tevergeefs geschreven cv’s toegevoegd worden,
er gaat ook een beetje peper in, iets meer lawaai en het ondergaan van samengepropt zijn in de ruimte,
en voornamelijk gaat er bloem in die voorheen gedoopt is in angst voor een nog grotere armoede, die
angst waarvan men kan verstenen. eens hebben wij aan het maisbrood zelfmoord van onze inwoner
toegevoegd, vaak wordt er alles wat overblijft van de vorige lunches aan toegevoegd:
bonensoep kan of wat voor soep dan ook, kaantjes kunnen ook als die er zijn, en uitgevallen verrotte
tanden waarvoor geen geld was om ze te saneren.
belangrijk is dat de bereiding van deze maaltijd niet lang duurt
en dat er voor de bewoners en bewoonsters tijd overblijft waarin ze kunnen doorgaan met werken aan
zichzelf.
Deze bijdrage verscheen in Kanon, een rubriek die gewijd is aan vertaalde en niet-Nederlandstalige poëzie, mede mogelijk gemaakt door de opbrengst van De Lokienprijs 2018 van de Sybren Polet Stichting.