In ‘Mobiele eenheid’ onderstreept Çağlar Köseoğlu steeds één zin uit een tekst. Hij gaat op zoek naar de weerslagen van die zin. Dit is de eerste aflevering van een reeks.
‘for no-one is the radius of everything we are’
De bovenstaande regel is afkomstig uit Keston Sutherland’s meest recente bundel, The Odes to TL61P. Toen ik deze regel voor het eerst las viel hij direct op vanwege zijn expliciete aard. Explicietheid roept in politieke gedichten vaak een bepaalde weerstand bij me op.
Dit is vooral het geval als er sprake is van een platte mimesis, wanneer er geen frictie bestaat tussen de regels, en tussen de regels en de politieke context waarin ze staan.Dergelijke gedichten maken het ondanks een eventuele progressieve politieke inhoud niet mogelijk om sociale relaties en politieke realiteiten opnieuw of radicaal anders te denken. Want een poëzie die formeel gezien eenduidig is kan niet tot een progressieve politiek leiden.
Het idioom dat Sutherland hanteert is op een programmatische en zelfs agressieve manier expliciet. Maar in de mate waarin hij gebruik maakt van expliciete statements verhoudt Sutherland zich doorgaans tegelijkertijd tot het ritme, de expressiviteit, kortom de productie van betekenis in het gedicht. Op deze manier wordt de vraag naar het expliciete karakter van het gedicht zelf gesteld. Wat betekent het om onomwonden te spreken over sociale relaties en politieke realiteiten in een gedicht?
De afgelopen weken moest ik vaak terugdenken aan de regel van Sutherland vanwege de opstand in Turkije. Na het gebruik van excessief politiegeweld tegen een vreedzaam protest in het Gezipark werd Erdoğan, de premier van Turkije, het mikpunt van massale kritiek. Mensen van verschillende sociaal-economische en ideologische achtergronden eisten de erkenning van hun democratische existentie, die door toedoen van genadeloos neoliberaal beleid steeds nauwer werd gedefinieerd door Erdoğan.
Zelf was ik op het moment van de protesten in Nederland, maar ook daar resoneerden de woorden ‘for no-one is the radius of everything we are’. Ze drukten nu mijn houding in een specifieke politieke context uit. Ik deed mee aan manifestaties en discussies die in solidariteit met de demonstranten in Turkije werden gehouden. Maar ook hier riepen expliciete statements weerstand bij me op.
Want waarom zouden die in een politieke context minder problematisch zijn dan in poëzie? Anderzijds voelde het noodzakelijk en betekenisvol om deel te nemen aan roundtables en luidkeels leuzen te scanderen. Ondanks, of misschien zelfs dankzij het expliciete karakter van deze handelingen.