Woorden zijn van oorsprong magisch en hebben in de moderne tijd eigenlijk weinig van hun oude magie verloren. Een enkel woord kan iemand uitzinnig gelukkig maken of in diepe wanhoop storten. Woorden brengen effecten teweeg en zijn een middel van onderlinge invloed tussen mensen. Hoewel het proces dat zich afspeelt tussen woorden en objecten grotendeels in het donker blijft, moeten we de kracht van woorden niet onderschatten.
Veel dichters bezingen objecten als bron van een soort verwondering over de schoonheid van het leven. Enzo. Ook mijn gedichten zijn afgeladen met dingen, hijskranen, rottend vijgenbrood, centraal geplaatste tafels, altaarstukken van de keuken, om maar een dwarsstraat te noemen, maar de eerbied die ik daarvoor heb, is niet een vertederde liefde voor het kleine, maar een verpletterende angst voor het moment dat er iets gebeurt wat niet kan.
Ik ben opgegroeid in een omgeving waar niemand me ooit op een overtuigende manier heeft verteld dat spoken niet bestaan. In de tuin was er een heiligdom voor een doodgeboren zusje en als er een mes met zijn punt in het parket tussen je voeten viel, kwam dat waarschijnlijk door de voorouders. De man met zwart haar en wit gezicht die ik op mijn bed zag zitten, elke avond als ik de deurklink van mijn kamer vastpakte, zou er echt kunnen zijn. Het feit dat ik me op driejarige leeftijd zoveel herinnerde van mijn vorige leven zou iets kunnen betekenen.
Het idee dat er dingen waren die ik niet helemaal kon zien of aanraken, maar die de wereld om me heen beïnvloeden en me de stuipen op het lijf jaagden is me nooit vreemd geweest. Ik denk dat poëzie hier ergens vandaan komt, van de dingen die een mens het meest de stuipen op het lijf jagen, het enigszins onnatuurlijke idee dat er een onkenbare werkelijkheid ligt onder de zintuiglijke werkelijkheid.
Objecten hebben mij altijd de grootste schrik aangejaagd. Waarom? Omdat ze niet uit zichzelf kunnen bewegen, spreken en denken, en als ze het toch ineens blijken te doen, word je gek. Het is niet waarschijnlijk dat ik dat ooit zal zien gebeuren, maar het is een van de meest griezelige dingen die ik me voor kan stellen. De dingen de baas.
Hoewel ik bang ben mijn verstand te verliezen, doe ik er juist afstand van, elke keer als ik een gedicht schrijf. Ik steek een mes in de rug van de gezonde taal en geef me over aan een taal die toenadering zoekt tot wat ik niet begrijp. Also known as waanzin, dithyramben. Je haalt de woorden om dit te doen van een plek die je op een bepaalde manier gegeven wordt, waar je niet echt controle over hebt. Je leest een woord, gekalkt op een gebouw langs het spoor. Je vangt een gesprek op. Er is een formulering die al maanden in je kop zit, waarvan je weet dat je er iets mee moet.
[quote]Ik wil een poëzie die alles omarmt wat we weg willen stoppen. Wat te pervers voor woorden is, laten we daar vooral woorden aan vuilmaken.[/quote]
En laten we wel wezen, het gaat altijd wel een beetje over hetzelfde. Wat vinden we zo eng en wat begrijpen we niet? De liefde, de dood en al het andere wat duister en dierbaar is. Waarheid bijvoorbeeld. Een dichter is te allen tijde verplicht om de waarheid te spreken, en de grap is dat zij nooit helemaal begrijpt waar ze het over heeft.
Dit thema duikt op en:
<<Waarheid!>>
eist het.
En: <<Schoonheid!>>
beveelt het.
Laat je geen keus
En al hang je ook
dwars met je handen aan ’t kruishout-
je humt maar een walsje vanonder je neus.
Dat schreef Majakovski daarover. Het enige middel dat ze heeft om de waarheid te spreken is ongezonde taal die ze probeert tot leven te wekken in de vorm van een monsterlijke poging. En ze faalt. Altijd.
Ik wil een poëzie die alles omarmt wat we weg willen stoppen. Wat te pervers voor woorden is, laten we daar vooral woorden aan vuilmaken. Is er een god? Goed idee. Laten we over hem praten en kijken wat-ie doet. Ik wil oprecht zijn, maar omdat ik het object van mijn oprechtheid niet kan vatten, moet ik er glashard over liegen. Je moet precies te werk gaan en heel precies niet kunnen vatten waar je het eigenlijk over hebt. Ik twijfel, maar niet schaamtevol achter gesloten deuren. Als ik faal, faal ik luidkeels. Ik doe het voor de waarheid, voor de liefde en voor de fantasievriendjes uit mijn kindertijd.
Tot slot een pijnpunt. Er is een tendens van de kunst om zichzelf als een afzonderlijk domein te beschouwen, dat helemaal losstaat van de politieke en esthetische werkelijkheid erbuiten. Dat is deels misplaatste bescheidenheid, waaruit een tegenstrijdige hoop spreekt (‘mijn gedichten gaan de wereld heus niet veranderen’) en deels postmoderne verwarring. Ik zeg: kunst verandert de wereld, net zoals een Milka-billboard tegenover je raam zorgt dat je trek krijgt in chocola. Zo bijzonder is dat niet. Ik wil poëzie die geen uilig commentaar levert, maar de lezer op zijn lazer geeft. Een bepaalde ethische dimensie is daarvoor misschien noodzakelijk, maar daarbij moet je meer denken aan Rilke’s Archaïsche Apollotorso (‘Du musst dein Leben ändern) dan aan Ten Kate, eerder aan de aansporingen tot overdreven hartstocht van de vroege Majakovski dan aan de socialistische stroefheid van de latere Majakovski. Denk eerder aan Plato’s lofzang op de religeuze en erotische waanzin dan aan de gulden middenweg van Aristoteles. De werkelijkheid is er om op in te hakken.
Deze tekst is een bewerking van de kleine poëtica die Hannah van Binsbergen onlangs uitsprak in Perdu