Interview met Tonnus Oosterhoff

‘Materiaal gecontroleerd maltraiteren’

Het destructieve onderzoek van Tonnus Oosterhoff

 

Interview: Frank Keizer

FK: Om te beginnen: hoe ben je ertoe gekomen asemisch te gaan schrijven? Anders dan iemand als Jaap Blonk opereer je slechts zijdelings in een avant-gardistische context, waarin het asemisch schrijven duidelijke lijn vormt, die teruggaat op onder meer de experimenten van dada.
TO: Jaren geleden ben ik verliefd geworden op mijn eigen handschrift. Het is al vanaf mijn lagere schooltijd energiek, onregelmatig, gevoelig, brutaal en slecht leesbaar. Mijn schrijfhand is de man die ik had willen zijn, een Badr Hari die niemand kwaad doet.
Volgens een definitie van Michael Jacobson is asemisch schrijven een schrijven dat semantisch open is en geen specifieke inhoud wil produceren. Dat levert teksten op die eerder bedoeld lijken om naar te kijken dan om te lezen. In het geval van jouw werk aarzel ik. Handschreeuwkoor is weliswaar ook een zieboek, maar niet volkomen woordloos en abstract.
Vanaf een pier, onder een bewolkte hemel, kijkt de lezer uit over een onrustige zee van mogelijkheden. Duikt daar een betekenis op? Of is het verbeelding?

‘In de literatuur zijn zo veel mogelijkheden van het vertellen nog onbenut!’

Je fascinatie voor het handschrift zien we in de vele media waar je je van bedient terug, zowel de visuele als digitale. Binnenkort wordt beeldend werk van je getoond naast dat van andere visuele dichters, tijdens een tentoonstelling in het Goretti Atelier in Tilburg, waar ook Nick Swarth en Rozalie Hirs worden geëxposeerd. En eerder werd er werk van je opgenomen in de bloemlezing Zieteratuur. Hoe zie je je plek in deze ‘traditie’ van de visuele poëzie?
Ik ben altijd nieuwsgierig naar ‘wat werkt hoe’? Op dit moment groeit een muziekprogrammaatje (met Albert van Veenendaal). Ook bestudeer ik hoe informatie in proza is georganiseerd (Edgar Allan Poe, volkssprookjes, regionale nieuwssites). In de literatuur zijn zo veel mogelijkheden van het vertellen nog onbenut! Als de ‘avia pieridum’ (onbegaanbare wegen van de muzen; zie Handschreeuwkoor, Lucretius) me in andere ’tradities’ of genres terecht doen komen is dat enkel om te kijken of er iets te ontdekken valt, niet om een stempel te drukken of een geurvlag te planten. Zo blijf ik een mannetje zonder revier. Forever young.
Je stelt dat je nieuwsgierig bent naar het ‘wat werkt hoe’. Dat roept de vraag op hoe je te werk bij het asemisch schrijven. Is er sprake van improvisatie, spontaan, of ook van structuur en procedures?

De homunculus uit Handschreeuwkoor.

Met dit ‘asemisch schrijven’ heb ik te weinig ervaring om van een werkwijze te kunnen spreken. Aan Handschreeuwkoor ben ik lang bezig geweest en in de compositie ervan ging ik zorgvuldig te werk. Gewoonlijk maakte ik een groot aantal kopieën van een bladzij die ik had geschreven en ging dan in die kopieën werken. Veelbelovende doorgewerkte kopieën kopieerde ik opnieuw enige malen, en dan werkte ik daarin voort. Sommige bladzijden zijn enkelvoudig beschreven, andere hebben drie of vier bewerkingen ondergaan. Een hoofdpersoon in Handschreeuwkoor is een tekening van een figuurtje, dat met voorovergebogen hoofd naar rechts of naar links loopt met een overdreven grote voet. Deze ‘homunculus’ is vijftien jaar geleden als doedel uit een fineliner gevloeid en ik ben er altijd dol op geweest. Voor Handschreeuwkoor heb ik hem vergroot, verkleind, linksom en rechtsom gekopieerd, vertweelingd, verkut, verrorschacht en overtekend. De bibliotheek van de universiteit, waar kopiëren toch het goedkoopst is, heeft zoveel aan me verdiend dat men een interne verbouwing kon financieren.’
In het essay ‘Arm interpreterend brein’ uit Ook de schapen dachten na beschrijf je twee leesstrategieën: de ene berust op identificatie en referentialiteit, tracht door de poëzie inzicht in de de werkelijkheid te verkrijgen, bij de andere houding is het lezen uit op structuur ervaren. Hier verwijs je naar Van Dixhoorn en Marc Kregting. Dit opblazen van interpretatiekaders levert echter niet altijd interessante poëzie op: het werk van dichters als Arno Breekveld en George Moormann wijs je af omdat het resultaat van hun schrijven vaak te amorf is, te veel afhangt van toeval. Hoe vermijd je die willekeur als je asemisch schrijft?
Tegenvraag: hoe vermijd je willekeur als je semisch schrijft? De uitgever van Handschreeuwkoor vertrouwde me toe dat er mensen waren die het boekje bij hem besteld hadden en kwamen afhalen op een beurs. Ze bladerden het door en legden het terug op zijn tafeltje: ‘O nee. Dát hoef ik niet.’ Wat ik bij Breekveld heb hebben zij bij mij. Alles begrijpelijk en respectabel.

‘Ook gaf Handschreeuwkoor de gelegenheid om geheimen die ik nooit ofte nimmer zou willen prijsgeven half-leesbaar op te schrijven’

Op je website staan drie asemische brieven. Ook die rekken de grenzen van het schrift op. Twee ervan hebben een gangbare titel, brandbrief en kogelbrief, waaruit de lezer een aanwijzing kan halen hoe hij de brief moet lezen. De middelste brief heet echter priembrief. Wat is een priembrief? De titels lijken samen in elk geval een relatie tussen intimiteit en geweld te suggereren.

Het bewegende gedicht ‘Priembrief’ uit de serie ‘Drie brieven’.

Een priem is een scherp voorwerp, dat ook als wapen kan worden gebruikt, de ijspriem wordt gevreesd. Ook raakt de brief, die wiskundige fenomenen schrijft, gelijktijdig overwoekerd door priemgetallen.
Is asemisch schrijven ook een vorm van automatisch schrijven voor je, om in een staat van onbewustzijn te komen?
Nee, maar het voelt lekker. Ook gaf Handschreeuwkoor de gelegenheid om geheimen die ik nooit ofte nimmer zou willen prijsgeven, op te schrijven, half leesbaar, dat weer te overtekenen enz. Een beetje flauw procedé misschien, maar ja. ‘Vannacht ging je rechtop zitten en je keek in me’ is een thema in het boekje.
Wat ik me vaak afvraag als ik je werk lees, en dat geldt zeker ook voor je asemische werk, is dit: is wat je doet een explosief, afbrekend schrijven, of bevindt het zich juist na de explosie? Alsof het de fragmenten opraapt, en wil tonen wat onvolmaakt is, wellicht zelfs in een poging te helen, zoals Johan Velter suggereert.
Een kennis van mij hier in het Noorden werkt als ing. (namaakingenieur) in een veld waar ik nog nooit van gehoord had. Het heet ‘destructief onderzoek’: materiaal, bijvoorbeeld gasbuizen, gecontroleerd maltraiteren en vernietigen etc. Het bedrijf waarvoor hij werkt krijgt zijn opdrachten evenwel vaak van verzekeringsmaatschappijen!

Tonnus Oosterhoff (1953) debuteerde met de dichtbundel Boerentijger, die werd bekroond met de C. Buddingh’-prijs voor het beste poëziedebuut. Hij publiceerde vervolgens romans, essaysbundels en dichtbundels en werd bekroond met talloze prijzen, waaronder de P.C. Hooft-prijs. Zijn bewegende gedichten verschijnen op www.tonnusoosterhoff.nl. © Foto: Reyer Boxem

Comments

7 thoughts on “Interview met Tonnus Oosterhoff

  1. Asemisch is anoniem
    Asemisch is persoonlijk
    Asemisch is fetisjistisch
    Asemisch is hermetisch
    Asemisch is concreet
    Asemisch is cobra
    Asemisch is dada
    Asemisch is expressief
    Asemisch is geweldloos

  2. Dank beiden. Het mogelijk fetisjistische van het asemische is nog een interessant punt. Die spanning tussen het hermetische, fetisjistische en de openheid en weigerachtigheid van deze werken om zich vast te pinnen, vind ik (Maarten) een van de meest interessante. Ik ben er ook nog niet echt uit hoe ik erover denk, merk ik.

  3. Sommige eigenschappen die ik heb genoemd zijn regelrechte tegenstellingen van elkaar. Je hoeft daarin geen positie te kiezen, en dat is als zodanig ook een weldadig kenmerk.

  4. Ja, die tegenstellingen bestaan gewoon in dat werk. Dat is bij asemische tekst direct van belang, je kunt er niet omheen om dat het letterlijk aan het oppervlak van die tekst ligt. Het is misschien de kracht ervan, of de weldaad, maar het zorgt toch dat ik vragen ga stellen.

Comments are closed.

Tim Bongaerts

er is weinig voor nodig
een korte ontkoppeling 
van je lichaam 

hoor je het bot kraken?

Lees verder

Simone Atangana Bekono

UHH,,,I AM SORRY I KNOW NOTHING OF FORM!!

er wordt veel over me gefluisterd
ik mis tucht dus ik vraag stergespreid om tucht

Lees verder

Yinni

GEGROET BODHISATTVA VAN HET AFVAL

Lees verder

Rozalie Hirs

ik doe mijn haar
[thema en variaties]

Lees verder

Angelika Geronymaki

diep in de aardkorst gaat de tektonische grens
gebukt onder een saboteur, voor hem het onderrijk,
anti-oceaan e.d.

Lees verder

marwin vos

de teksten opnieuw doorgenomen op de woorden

– zelfmoord

– moord/uitsterven

– weigeren

– joy

Lees verder

Yasmin Namavar

ik kniel voor de bloemen, de velgen
gebukt onder het lichaam
als ik opkijk
ligt er een kind tussen mijn benen

Lees verder

Alara Adilow

Dysforie diaspora dysforie mijn
en laat me daarna spreken
Met dit bijeengeraapte vocabulaire
van ingestorte dingen: steden ideeën idealen familie economieën.

Lees verder

Max Urai

De auteur wil de volgende personen en instanties bedanken voor hun hulp bij de totstandkoming van deze roman.

Lees verder

Anne Marijn Voorhorst

 In het Westfield Forum ruikt het niet naar urine maar naar
    parfums van alle bezoekers, plus die die er te koop zijn, plus die van de zangeressen die
    door Les Halles galmen

Lees verder